Boer doet leven

(25-3-2021)

Boekbespreking

Berno Strootman, Jantien de Boer, Caspar Janssen, 

Boer doet leven: Portretten van landschapsboeren

2020, Lecturis

Inleiding

 

Een idealistisch en ondernemend jong echtpaar vestigde zich in 2014 in een gepachte boerderij met grond, net onder het Dwingelderveld, en startte een biologisch melkveebedrijfje. Mijn vrouw en ik hadden veel sympathie voor het echtpaar en voor de manier waarop zij hun bedrijf voerden, met zeer hard werken, een enorme liefde voor hun koeien en de omgeving, zonder kunstmest, zonder antibiotica en bestrijdingsmiddelen en met alleen gras als voedsel voor de koeien.

In 2019 moesten ze hun bedrijf opgeven. Ze kregen geen vergunning om 45 koeien te houden. Dat was het aantal dat ze minimaal nodig hadden om quitte te spelen.

Ze zijn met hun dochtertje naar Frankrijk vertrokken waar ze nu opnieuw proberen om een mooi bedrijf op te zetten.

We hadden het gevoel dat ze door de overheid waren gestraft waar die overheid mensen als zij had moeten koesteren en belonen.

 

In dezelfde periode zag ik het landschap daar in de buurt snel veranderen. Het leek wel of het vrijgeven van de melkquota veel bedrijvigheid had losgemaakt. Akkers werden groter en platter, voorzien van raaigras en ontdaan van greppels, boomwallen en struikgewas. Het boerenlandschap werd door de eenvormigheidsmal gehaald. Er verschenen veel megastallen.

 

Het is mogelijk dat ik meer gevoelig werd voor verstoringen waardoor ik de indruk kreeg dat er meer werd gespoten en dat er vaker mest werd geloosd op oppervlaktewater. 

 

Foto: volgens het Waterschap waren het algen. Maar ja, hoe ontstaan die algen?

 

Het aantal insecten nam jaarlijks zichtbaar af. Ik zag rare verschijnselen in onze tuin met de vogels: mezeneieren die niet uitkwamen, jonge winterkoninkjes die verhongerden in hun nestkast. De droogte eiste haar tol: bomen die verkwijnden en omvielen. Dankzij kraanwater in onze vijver konden we dertig soorten vogels zien baden en drinken. Mooi natuurlijk, maar je voelde dat het mis was.

 

Het boek

 

Boer doet leven portretteert twintig boeren die, tegen de trend in, actief zijn met biologische, landschapsinclusieve of kringlooplandbouw en het daarmee wél gered hebben.

(Excuses, zoals u ziet gooi ik de termen voor het gemak op één hoop al zullen er vast wel unieke aspecten verbonden zijn aan elk van de drie).

 

Berno Strootman, tot voor kort rijksadviseur voor het landschap, kreeg financiële steun van onder meer Rijk en provincies om dit boek uit te brengen. De begenadigde schrijvers en liefhebbers van de Nederlandse natuur Caspar Janssen en Jantien de Boer zochten de boeren op en beschreven hun bedrijven, hun passie en filosofie, hun zoektocht, hun tegenslagen en overwinningen. Het boek wordt verlucht door mooie foto’s van mensen en hun bedrijvigheid en landschap.

 

Het is een belangwekkend, positief boek, een verademing na het tractorgeweld van een groepering van boeren. Ik vond het boek zeer inspirerend en heb het met veel plezier gelezen.

 

Er is behoefte aan verhalen om dingen op een andere, duurzamer, manier aan te pakken. Deze verhalen horen daarbij. (Natuurlijk zijn er in onze gepolariseerde landbouwwereld ook voorstanders van de oude aanpak die de verhalen als propaganda betitelen).

 

Samenstelling

De bedrijven bevinden zich op locaties verspreid over het hele land. De groot deel ervan produceert vlees en/of melk, een ander deel alleen groenten. Er zijn vier gemengde bedrijven en enkele zijn gespecialiseerd, in bloembollen, wijnteelt en kippen-en-eieren.

 

Ik telde acht zonen van boeren, die vaak het geluk hadden dat hun ouders zich niet zwaar in de schulden hadden gestoken. Negen boeren waren reeds gevestigd, maar besloten het roer om te gooien. Drie boeren hadden een baan elders, als ondernemer, voordat ze hun boerenbedrijf begonnen.

 

Waarom biologisch?

Onvrede met de heersende praktijk van de landbouw is de meest genoemde reden om biologisch te gaan werken. Veel genoemd zijn ook: de scheiding die gevoeld wordt tussen gangbare landbouw en natuur, de monocultuur die biodiversiteit tegengaat, het gebruik van antibiotica die schadelijk zijn voor de gezondheid, de verslechtering van het bodemleven, de verdroging als gevolg van drainage en van slechte bodem, de behoefte om gezond voedsel te produceren.

 

Veel boeren zijn natuurliefhebbers voor wie het een vreugde is als veldleeuweriken, grauwe klauwieren, grutto’s, velduilen of andere vogelsoorten soorten zich (opnieuw) op hun land vestigen. Er is bij velen van hen een sterke wens om rentmeester te zijn, iets van grotere waarde na te laten.

 

 

Wat doen ze?

 

De boeren zijn ondernemend. Tegen adviezen en waarschuwingen van banken, landbouwvoorlichters, landbouwuniversiteit en de agrochemische industrie in nemen ze een ander soort koeien dan de schonkige, op maximalisatie van melkproductie gefokte, Holstein-Friesians die afhankelijk zijn van krachtvoer, mais en antibiotica.

 

Ze gebruiken geen of weinig kunstmest en ploegen niet meer, om het bodemleven te verbeteren. Goed bodemleven maakt het inschakelen van bestrijdingsmiddelen vaak overbodig. Ze experimenteren met natuurlijke plaagdierbestrijders (insecten, biologische vloeistoffen) en laten chemische middelen vallen.

 

Ze telen planten die CO2 en stikstof binden en als groenbemesters dienen. Zware landbouwvoertuigen worden vervangen door lichtere machines die de bodem minder belasten.

 

Velen merken dat diversificatie nuttig is: strokenteelt, voedselbomen voor het vee, bloemenweiden voor bestuivende insecten. Ze maaien het gras pas laat, eind juni, om vogelbroedsels niet te verstoren, zoals vroeger de normale praktijk was.

 

Ze werken circulair; het voeren van een gemengd bedrijf is daarvoor ideaal, met (pluim)vee als leveranciers van natuurlijke mest. Velen verhogen met opzet de waterstand tegen verdroging.

In plaats van variabelen uit te schakelen zoals bij intensifiëring vaak gebeurt voegen ze juist variabelen toe of laten de natuur zijn gang gaan.

 

Een aantal boeren heeft wandelpaden aangelegd op hun land zodat mensen kunnen genieten van het mooie resultaat van hun werk.

 

Er zit veel kennis in het boek. De twintig boeren vertellen over tal van inzichten die ze hebben opgedaan en van praktijken die ze als nuttig hebben ervaren. Vaak grijpen ze terug op grootvaders technieken, maar opvallend is ook hun gebruik van geavanceerde technologieën en ICT.

 

Verdienen

Tegen de stroom op werken is niet gemakkelijk, blijkt uit reacties van heel wat van de twintig boeren. Ze worden nogal eens meewarig aangekeken door collega-boeren die hen achterlijk vinden. Die collega's voelen zich in hun eigen aanpak ondersteund en bijgevallen door banken, afnemers en leveranciers, maar ook door de overheid.

 

Daarentegen maken de ‘nieuwe’ boeren op sommige fronten ook minder kosten, van brandstof voor zware machines en voor kunstmest -beide goed voor veel CO2-uitstoot-, van voer – vaak uit tropische landen- en van dierenartsen. Zoals de foto’s in het boek laten zien hebben ze prachtige landschappen kunnen maken met rijke vogel-, insecten- en bloemenstand. Het plezier dat ze van hun werk hebben en hun trots over het bereikte resultaat klinkt door het hele boek heen.

 

Hun bedrijven worden meestal omringd door bedrijven van collega’s die intensief werken. Dat brengt met zich mee dat de extensieve boeren ongewild ook te maken hebben met het extensieve water- en pesticidengebruik van hun collega’s.  Door een aantal boeren wordt droogte als probleem genoemd. Anderen zeggen dat ze oplossingen voor verdroging hebben gevonden door het aanplanten van bomen of door verbetering van de grond zodat de regen daarin gemakkelijker kan binnendringen.

 

Het kost enorm veel werk, tijd en geld om over te gaan naar een landschapsinclusieve landbouw. Het is een ontwikkelingsproces dat vele jaren duurt. Veel activiteiten worden (nog) niet door de overheid financieel gewaardeerd. Dit maakt het verdienmodel moeilijk. Toch wist een aantal boeren wel financiële steun voor hun werk bijeen te sprokkelen.

 

De boeren zijn inventief in het zelf bewerken van hun producten en in het leveren van hun producten aan consumenten. Vaak verkopen ze hun producten op hun bedrijf zelf, maar ook op gespecialiseerde markten of via gespecialiseerde verwerkers.

 

Negen van de twintig boeren zeggen voldoende te verdienen met hun bedrijven, vier zeggen dat het nog beter kan en zeven zijn ontevreden over de inkomsten.

 

De rest van mijn bespreking wijd ik naar aanleiding van het boek aan enkele reflecties en vragen over biologische landbouw.

 

 

Nederlands landbouwbeleid: een pendule?

 

Ik las ook het eveneens recent verschenen, prachtige boek van Auke van der Woud (2020) over de historie van het Nederlandse landschap van 1840 tot 1940, en over de invloed van het overheidsbeleid daarop.

 

Nadat het landschap en in het bijzonder de landbouw eeuwenlang aan particulieren en gemeenten was overgelaten, heeft de rijksoverheid vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw de ontwikkeling van landbouwgrond krachtig gestuurd. De landbouw moest modern en intensief worden om zoveel mogelijk productie op te leveren. Het belangrijkste doel van die intensifiëring was om de export zo groot en winstgevend mogelijk te maken.

 

Er lijkt een selectie van boeren te hebben plaatsgevonden: boeren die niet mee wilden doen om hun landbouwareaal te vergroten, om te egaliseren en rechttrekken, om zware machines aan te schaffen en om ‘cultuurtechnische kennis’ te verwerven en gebruiken werden als achterlijk weggezet. Vaak werden ze uitgekocht waarna hun land kon worden toegevoegd aan grotere landbouwarealen van moderne boeren.

 

Die gingen te werk op de efficiënte en rationele manier die aan de industrie werd ontleend. Enkele van die principes waren het stuk voor stuk uitschakelen van variabelen (plaagdieren, schimmels) die de productie hinderden, het snel laten wegstromen van regenwater, het vervangen van menselijke arbeid door snelle en krachtige machines en het fokken en telen van zaden en dieren met maximale opbrengst.

 

Na het bewind van Sicco Mansholt heeft de overheid de sturing eerder opgegeven en de landbouwpraktijken aan de markt overgelaten: aan de boeren zelf in relatie met de (Rabo)bank, de verkopers van zaden, van landbouwbeschermingsmiddelen, van kunstmest, van antibiotica, van veevoer, en ook aan de verwerkende industrie: zuivelfabrieken, slachterijen, voedingsindustrie, en de supermarkten.

 

Achtereenvolgende kabinetten waarin het CDA en diens voorlopers bijna onafgebroken een hoofdrol speelden ondersteunden de groei van de productie. Ze hielden de boeren uit de wind (Meeus, 1990; Boersma & Lanjouw, 2019). Met de uitvoering en handhaving van regels werd het niet nauw genomen. Waarschuwingen dat de groei ten koste ging van de volksgezondheid en de natuur zijn door het ministerie genegeerd of onder tafel gewerkt. Bekende problemen die op hun beloop zijn gelaten of toegedekt zijn het mestoverschot - reeds bekend in 1970 -, ziektes van koeien en geiten, recent het PAS-fiasco en ongetwijfeld - in de toekomst in nog heviger mate - de kwantiteit en kwaliteit van zoet water. Op natuur is in 2010 bewust bezuinigd.

 

De veel geroemde economische waarde van de landbouwexport valt flink tegen, zoals Ties Joosten (2021) liet zien: het handelsoverschot bedraagt 11.6 miljard euro, en daar zijn de kosten van schadelijke externe effecten niet eens afgetrokken. Volgens PBL (2018) gaat het om 6,5 miljard euro, maar daar is niet de schade van onze landbouw in het buitenland in meegenomen,  bijvoorbeeld door het platbranden van oerwoud en het vervolgens verbouwen, oogsten, verpakken en transporteren van soja.

 

Het belang van de landbouwsector neemt bovendien af. Oudman (2021) beschrijft dat de economische waarde van de landbouw zeer beperkt is, namelijk 1,4% van het BBP. De import van voedsel overtreft de export. De werkgelegenheid daalt gestaag. Vooral multinationals hebben baat bij de intensieve landbouw in ons land.

 

Gaat de pendule opnieuw terug naar meer overheidsbemoeienis? En nu naar steun van boeren die dingen doen die vroeger als achterlijk werden beschouwd, bijvoorbeeld bomen laten staan, de natuur zijn gang laten gaan, gemengd bedrijf runnen, laat in het seizoen maaien, zelf melk verwerken tot boter en kaas en die producten op de boerderij aanbieden? En stapt de overheid af van het beleid om uit het EU-landbouwfonds de boeren met de grootste landbouwarealen te belonen? Zou intensieve landbouw achterhaald worden? Heel wat boeren en politici lijken dat nog niet zo te zien.

 

 

Transitie naar biologische landbouw

 

Wetenschappelijk onderzoek, met name de meta-analyse door Tamburini en anderen (2020), wijst uit dat verschillende diversificatiepraktijken die de twintig boeren in Boer doet leven ook gebruiken, in het algemeen goed werken. Ze hebben effect, door verbetering van het ecosysteem – bijvoorbeeld bodem, water, biodiversiteit, bevruchting door insecten -, maar ook door goede oogstcijfers.

 

Imke de Boer, hoogleraar aan de WUR die met haar team de prestigieuze Rockefeller Food Prize won, zegt – op basis van onderzoek- in haar interview met Lex Bohlmeier (2021) dat vervanging in Nederland van intensieve landbouw door kringlooplandbouw, samen met flinke reductie van de veestapel, daarmee samengaande reductie van import van soja en het verkorten van de keten tussen boer en consument, aan ons land voldoende voedsel oplevert.

 

De EU, en ook het Nederlands ministerie van landbouw, heeft ingezet op transitie naar kringlooplandbouw. Het streefpercentage van de Europese Commissie is 25 procent, maar we zitten op nog 3 à 4 procent. Die transitie werkt dus nog niet goed.

 

De vergrijzing van de Nederlandse boerenstand heeft hiermee ongetwijfeld te maken. Het is goed te begrijpen dat boeren die aan het einde van hun loopbaan zitten niet staan te springen om geld uit te geven en extra moeite te doen aan het veranderen van hun bedrijf en land.

 

De animo van jonge mensen om kringloopboer te worden is ook klein. De hoge kosten van landbouwgrond zijn daar debet aan. Ook het moeten overnemen van materiële activa die zijn ingezet voor de intensieve landbouw – vaak nog niet afbetaald -, zoals machines en megastallen, weerhoudt jonge mensen van het starten van een bedrijf. Wat ook niet meehelpt is dat iemand die start met de overgang naar biologisch gedurende de eerste jaren nog geen producten met het certificaat ´biologisch´ kan verkopen. Nog een hinderende factor is de korte looptijd van de pachtcontracten op landbouwgrond (Van Maanen, et al., 2021). In woorden van de auteurs: 

" Deze contracten belemmeren boer(inn)en in het investeren in de bodem, het introduceren van houtige gewassen, het opbouwen van een lokale, vaste klantenkring en het krijgen van financiering.".

 

Kalshoven (2020) begrijpt heel goed waarom de meeste boeren geen heil zien in het overgaan naar kringlooplandbouw: er zitten hogere kosten aan vast die moeilijk zijn door te berekenen aan consumenten.

 

Carola Schouten, minister van LNV, is blijven steken in plannen voor kringlooplandbouw, maar is niet met beleid gekomen om kringlooplandbouwboeren te steunen, wellicht omdat ze in een kabinet moest werken met coalities die het niet wenselijk vonden om te veranderen.

 

Elementen van een oplossing

 

Hoe is het mogelijk om boeren te verleiden tot biologische/kringlooplandbouw door aan hen een haalbare instap en een goed verdienmodel te bieden? De volgende elementen voor beleid lijken me veelbelovend:

 

  • Jonge boeren aantrekken door de financiële condities voor hen aanvaardbaar te maken. Voorbeeld: de werkwijze van Herenboeren (www.herenboeren.nlwaar een boer de zekerheid heeft van land, boerderij, machines enzovoort en een kring van afnemers. Bij Land van Ons (www.landvanons.nl) investeren particuliere burgers In de aankoop van landbouwgrond die verduurzaamd wordt. In Boer doet leven werkt een aantal boeren in een bedrijf dat werkt als een vennootschap onder firma wat het gemakkelijker maakt om jonge boeren aan te trekken.

  • Boeren helpen met arbeid. Overgaan naar biologische landbouw is – waarschijnlijk vooral in de eerste jaren- arbeidsintensief, leren ook de boeren van Boer doet leven. Overheidshulp aan de boeren in de vorm van gesubsidieerde arbeidskracht zou wenselijk zijn. Te denken is aan door corona werkloos geworden burgers of aan statushouders met de juiste vaardigheden en interesse. In contact brengen met de landbouw van kinderen met een migratieachtergrond lijkt me aanbevolen zodat er meer jongeren dan nu alleen nog Louihrani, jongen met Marokkaanse achtergrond, een landbouwopleiding gaan volgen.

  • Invoeren van het belonen van ecosysteemdiensten, ook groenblauwe diensten genoemd. Een substantieel, en in toenemende mate groeiend, deel van de EU-subsidie uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) kan worden toegedeeld aan ‘prestaties’ van de boer die de (her)ontwikkeling van het landschap vergroten en die het leveren van schade verminderen. Indicatoren van zo’n prestatiemodel zijn bijvoorbeeld: gebruikte liters bestrijdingsmiddel en fossiele brandstof per hectare (hoe minder hoe meer beloning), getelde biodiversiteit van insecten en vogels, waterkwaliteit van sloten, kwaliteit van de bodem (hoe groter hoe meer beloning).

    Effectieve praktijken om de prestaties op indicatoren te verhogen komen uit wetenschappelijk onderzoek. Daar hebben we natuurlijk de WUR voor. Starters moeten de hulp van adviseurs, zoals van de Boerderij van de Toekomst in Lelystad, kunnen inroepen.

    De metingen of beoordelingen moeten transparant en betrouwbaar zijn en uitgevoerd worden door een onafhankelijke instantie (SKAL?).
    De beloning zou ontwikkelingsgericht moeten zijn; een boer die een jaar na de start van een bedrijf op een areaal van gedegradeerde grond al laat zien winst op indicatoren te hebben gehaald moet daarvoor al beloond worden al is het nog te vroeg om biologische producten te leveren.

    Niet alleen de EU kan dit soort stimuli geven; ook banken en zuivelverwerkingsbedrijven kunnen dat doen. Een voorbeeld is het project met de Biodiversiteitsmonitor Melkbedrijf, dat in Van Gogh Nationaal Park in Noord-Brabant is opgezet, met biodiversiteitsindicatoren waarmee een bedrijf een extra beloning kan verdienen.

  • Verkorten van de keten: verbeteren van verkoop aan consumenten van biologische producten dicht bij de boerderij. Zo is het mogelijk om verse producten te leveren en het weggooien van – misschien van vorm niet volmaakte- producten te vermijden. Bovendien ontbreekt de CO2-uitstoot die gepaard gaat met vervoer over lange afstand. Door de tussenhandel over te slaan blijft er meer geld over voor de boeren.

    Werken met vrijwilligers en gesubsidieerde arbeidskrachten (zie boven) voor het verpakken van bestelde producten, voor het vervoer en voor de lokale verkoop. De kosten van de keten worden gereduceerd door internetapplicaties om voedselpakketten te bestellen en samen te stellen, bijvoorbeeld Boerschappen (www.boerschappen.nl) en Rechtstreex  (rechtstreex.nl).

 

Dat de kosten niet hoog worden is van belang om ook burgers met een kleine beurs te verleiden tot het bestellen en eten van gezond voedsel, en dan vooral groente en fruit.

 

Waar ik minder heil in zie:

  • Extern salderen van stikstofruimte. Een bedrijf in industrie- of bouwsector koopt een boer uit en koopt naast het land ook de ‘stikstofruimte’ van de boer mee. Zoals Johan Vollenbroek terecht zegt is het onaanvaardbaar dat stikstofruimte - een gratis vergunning van de staat aan de boer – in de operatie van extern salderen als een verhandelbaar eigendom van de boer wordt beschouwd.

  • Verkopen door de boer van landbouwgrond aan een bouwbedrijf. Het bouwbedrijf laat het grootste deel van de grond omzetten in natuur, bijvoorbeeld bos, en bouwt op een klein gedeelte van de grond huizen. Op die manier zouden de 1 miljoen huizen van de grond kunnen komen die elke politieke partij van Nederland wil laten bouwen. (N.B. Zie voor bezwaren deze pagina). Wat in deze aanpak dreigt is Vlaamse woningbouw; plukjes huizen verspreid over het land. Wat men over het hoofd ziet is dat die nederzettingen wel met dorpen, steden, supermarkten en snelwegen moeten worden verbonden wat leidt tot stort van veel asfalt voor auto’s. Dit schadelijke effect is te voorkomen als de overheid een centrale rol speelt bij de ruimtelijke ordening, maar zover is het voorlopig nog niet.

  • Verlagen van BTW op groente en fruit of verhogen van BTW op vlees. Ook in de gezondheidszorg wordt hierop aangedrongen. Nog beter om biologische landbouw te stimuleren is verlagen van BTW op biologisch gekweekte groente en fruit, zoals brancheorganisatie Bionext wil. Hotse Smit noemt in de Volkskrant (2021) een aantal problemen die gepaard gaan met BTW-ingrepen. BTW is niet bedoeld om gedrag van consumenten te sturen. Uitzonderingen op BTW zorgen voor veel administratieve complexiteit en gerechtelijke procedures. Het invoeren van een vleesaccijns zoals de TAPP (True Animal Protein Price)
    Coalitie voorstelt, zal wel dezelfde complexiteit opleveren als de BTW. Ook lijkt het onwenselijk dat bij navolging van het TAPP-voorstel vlees van biologische veeboeren met dezelfde accijns wordt belast. 
    Voordeel van heffen of verminderen van BTW of accijns, in combinatie met een overheidscampagne vóór gezond (biologisch) voedsel is wel dat de consument zich - via het prijsmechanisme- bewust wordt van de (gezondheids)voordelen van het ene boven het andere voedsel.

 

 

Nawoord

 

De grote natuurkenner, -leermeester en -beschermer Jac. P. Thijsse zei in 1939, toen in ons land de helft van de bevolking woonde die er nu woont: “Het wonder van het samengaan van een miljoenenvolk en rijke, vrije natuur verliest gaandeweg aan glans en glorie.” Auke van der Woud die deze uitspraak in de laatste pagina’s van zijn boek citeert, voegt eraan toe dat Thijsse niet kon voorzien wat er na zijn dood, in 1945, nog zou gebeuren met het Nederlandse landschap.

 

Kunnen we de trend keren? Hopelijk maken nog vele boeren als in Boer doet leven de overstap naar landschapsinclusieve landbouw!

 

Referenties

 

Boersma, H. & Lanjouw, J. (2019). De problemen zag je van mijlenver aankomen, De Groene, 30-10-2019

Bohlmeijer, L. (2021). De toekomst van ons voedsel: eten wat de pot schaft, Podcast-interview met Imke de Boer, De Correspondent, 28-2-2021

 

Hotse Smit, P. (2021). Lager btw-tarief voor groente en fruit: is dat wel zo verstandig?, Volkskrant, 16-3-2021

Joosten, T. (2021), Acht misvattingen over boeren, FTM, 4-2-2021

Kalshoven, F. (2020), Kringlooplandbouw. Het spel en de knikkers., Volkskrant, oktober-november 2020, serie van vier columns

 

Maanen, M. van, (2021). Weg met de korte pachtcontracten voor landbouwgrond, Volkskrant, 16-3-2021

Meeus, T.J., (1990), Kop in het zand, NRC, 20-6-1990.

 

Oudman, Th. (2021). Landbouw is níét belangrijk voor de Nederlandse economie (en nog 3 mythes over de landbouw ontkracht), De Correspondent, 15-3-2021

Tamburini, G. et al., (2020). Agricultural diversification promotes multiple ecosystem services without compromising yield, Science Advances, 6, 45 (https://advances.sciencemag.org/content/6/45/eaba1715.full)

Thijsse, Jac.P. (1939). De zorg voor het Nederlandse landschap, in: Waar wonen wij?, 114-119.

 

Woud, A. van der. (2020), Het landschap de mensen. Nederland 1840-1940, Prometeus