Wordt IER geaccepteerd?
Vraagstelling
IEV bestaat alleen op papier. De vraag werpt zich op of toch kan worden voorspeld of het plan acceptatie zal krijgen bij Nederlandse burgers, zowel bij niet-vliegers als bij veel-vliegers.
De resultaten van een onderzoek in april 2025 door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) bieden enige aanknopingspunten.
Het onderzoek van het SCP was gebaseerd op een survey bij meer dan 3000 burgers die zich uitspraken over allerlei facetten van klimaat en klimaatverandering.
Vliegen komt op verschillende momenten in het survey aan de orde. Niet bekend is hoe is omgegaan met respondenten die niet vliegen (en die deel uitmaken van 50% van de Nederlandse bevolking).
Specifieke uitwerkingen van vliegen – bijvoorbeeld de bereidheid om duurzaam vervoer te kiezen, en zo ja, onder welke condities - zijn begrijpelijkerwijs niet aan de orde gekomen.
Opinies over het principe “de niet-vervuiler wordt beloond”, essentieel onderdeel van IER, worden niet ingewonnen in het SCP-onderzoek. Een andere vorm van beloning, namelijk geven van subsidie voor burgers die investeren in energiebesparing (elektrische auto’s, isolatie woningen, zonnepanelen) wordt wel meegenomen in het rapport).
Resultaten
Ik beschrijf de resultaten die ik het meest relevant vind voor de kwestie van het belasten van emissies door vliegen en voor het verplaatsen van kapitaal van vliegen naar duurzamer mobiliteit.
- Ongeveer 75% van de onderzoeksgroep maakt zich zorgen over klimaatverandering, achteruitgang van natuur en milieu. De zorgen zijn vooral groot bij hoog opgeleide (hbo/wo) burgers (80%) en minder groot bij praktisch geschoolde (bo, mavo) burgers (66%). Tussen salarisklassen zijn er geen significante verschillen in bezorgdheid.
62% van de groep is van mening dat ze al voldoende doen aan het tegengaan van klimaatverandering. Vooral hbo-/wo-opgeleiden vinden dat (67%). Praktisch opgeleiden burgers (55%) en 18-25- en 26-35-jarigen vinden dat minder (48% resp. 56%). - 75% vindt het belangrijk dat Nederland bijdraagt aan het tegengaan van klimaatverandering.
62% vindt dat Nederland te weinig doet aan het tegengaan van klimaatverandering.
11% is tevreden over wat de regering bereikt met tegengaan van klimaatverandering.
41% vindt dat Nederland veel meer doet dan andere landen aan het tegengaan van klimaatverandering.
- Gemiddeld 54% is het eens met het verhogen van de prijs van vliegtickets, al dan niet afhankelijk van de vliegafstand: hoe langer de vlucht, hoe hoger de vliegbelasting. Interessant is dat de leeftijdsgroep van 18 tot 35 het in mindere mate hiermee eens is (42%).
64% zegt minder te vliegen. Er is een contrast tussen 18-25-jarigen (44%) en 66+ jarigen (81% en hoger). Mensen met de laagste inkomens vliegen ook minder (73%), met de hoogste juist meer (56%).
58% zegt bereid te zijn tot minder vliegen (praktisch geschoolden 53%, hbo/wo 65%). 18-25-jarigen (60%) en mensen in de twee hoogste inkomensklassen (64%) zijn ook bereid tot minder vliegen.
Opvallend in de analyses van antwoorden op items over vliegen is dat van de jongere groep (18-25) veel minder mensen dan gemiddeld (44% ten opzichte van 64%) zeggen dat ze minder vliegen. De leeftijdsgroep van 18-35 jaar is het ook in mindere mate eens met verhogen van de prijs van vliegtickets dan gemiddeld (42-44% ten opzichte van 55%).
- 80% is vóór de stelling dat de Nederlandse overheid meer investeert in de verbetering van openbaar vervoer.
- Opvallend is dat burgers met praktische opleidingen minder positief staan dan burgers met hogere beroeps- of academische opleidingen ten aanzien van klimaatmaatregelen waarvoor ze zelf meer kosten moeten maken: woning aardgasvrij maken, woning isoleren, zonnepanelen kopen, hogere prijs betalen voor vlees en vliegtickets.
- 57% schat dat bij het overgaan naar duurzame energie het verschil tussen arm en rijk groter wordt (23% zegt dat het gelijk blijft en 5% dat het kleiner wordt).
78% vindt dat de kosten van tegengaan van klimaatverandering oneerlijk verdeeld zijn tussen arm en rijk (85% van de groep met laagste inkomen heeft die opinie). - Het verdelingsprincipe “de vervuiler betaalt” wordt door 71% aangehangen, het principe “laagste inkomens krijgen compensatie” door 60%, het principe “hogere inkomens betalen meer” door 51% en het principe “ieder mens betaalt evenveel voor klimaatbeleid” 20%.
- De grote meerderheid (>85%) is van mening dat overheid, EU en grote bedrijven hun verantwoordelijkheid moeten nemen om klimaatverandering tegen te gaan.
73% is van mening dat zij zelf verantwoordelijkheid moeten nemen om klimaatverandering tegen te gaan. Bij mensen met praktische opleidingen ligt dit percentage lager (61%) dan bij hbo-/wo-opgeleiden (83%). Ook relatief arme mensen (inkomensgroep 1) vinden dat zij minder verantwoordelijk zijn dan relatief rijke (inkomensgroep 5): 68% versus 79%. Jongere mensen voelen minder verantwoordelijkheid dan oudere mensen, vooral die met leeftijden van 18-25 en 26-35: 61% resp. 67%.
Conclusies
Mijn conclusies naar aanleiding van de SCP-resultaten zijn als volgt:
Nederlanders zijn in het algemeen bezorgd over klimaatverandering.
Hoewel ze vinden dat ze zelf verantwoordelijkheid moeten nemen om klimaatverandering tegen te gaan, vindt een groot deel van hen dat ze zelf genoeg daaraan doen en dat het vooral aan de overheid, de EU en grote bedrijven is om verantwoordelijkheid te nemen om klimaatverandering tegen te gaan. Maar in wat de regering aan klimaatbeleid doet en bereikt is het merendeel van de burgers teleurgesteld (ook al vindt een deel van de respondenten dat regeringen van andere landen nog minder doen).
Uit de gegevens komt het beeld naar voren dat voor burgers met praktische opleidingen en van lagere inkomensklassen kostenoverwegingen relevant lijken te zijn om minder te investeren in klimaatmaatregelen. Ook al worden sommige van die maatregelen gesubsidieerd neemt de investering relatief gezien een grote hap uit de inkomens van mensen met lage inkomens.
Dit komt overeen met de breed gedragen opinie dat de kosten van het tegengaan van klimaatverandering oneerlijk verdeeld zijn tussen rijk en arm en de wat minder breed gedragen opinie dat met het overgaan naar duurzame energie het verschil tussen arm en rijk groter wordt.
Het verdelingsprincipe “de vervuiler betaalt” wordt door de meeste respondenten aangehangen, meer dan andere principes zoals “arme burgers krijgen compensatie”.
Wat vliegen betreft is meer dan de helft van de burgers het eens met het verhogen van de prijs van vliegtickets. Ook meer dan de helft zegt minder te vliegen en bereid te zijn tot (nog?) minder vliegen.
Zoals ook in het SCP-rapport wordt geconcludeerd bestaat er bij rijkere – vaak ook hoger opgeleide - Nederlanders een discrepantie tussen de intentie tot minder vliegen en het (uit ander onderzoek bekende) daadwerkelijk vlieggedrag. Voor de ongelijke verdeling van vliegkilometers ten gunste van rijke mensen zie pagina op deze website.
Het overgrote deel van de burgers vindt dat de regering meer moet investeren in openbaar vervoer.
Jonge mensen zijn een aparte groep als het om vliegen gaat. Ander onderzoek (KiM, 2024; zie pagina op deze website) wijst uit dat jongeren relatief veel vliegen. Het SCP-onderzoek laat zien dat ze zeggen niet minder te vliegen en niet positief te staan tegenover verhogen van vliegprijzen. Daarentegen zeggen velen van hen wel bereid te zijn tot minder vliegen (60%; gemiddelde is 58%).
Discussie
Een van de conclusies van het SCP-rapport is dat het belonen door de overheid in de vorm van subsidies voor duurzame investeringen (elektrische auto, zonnepanelen, warmtepomp) beter geaccepteerd wordt dan beperkende maatregelen zoals hogere prijzen van vlees en vliegen. Wat de overheid niet doet en wat als onderwerp in het SCP-onderzoek achterwege blijft is de opinie ten aanzien van “belonen van zelf opgelegde emissie-beperkende maatregelen en straffen (met hogere prijs) van doorgaan met gedrag met hoge emissies”.
Het klimaatbeleid van de overheid schiet te kort, vindt een zeer groot deel van de respondenten. Het lijkt erop dat veel mensen zich duurzamer willen gedragen, bijvoorbeeld door minder te vliegen, als de overheid daarvoor maar de kaders zou opstellen. Investeringen in verbetering van het openbaar vervoer worden door de overgrote meerderheid op prijs gesteld; de werkelijkheid is dat busverbindingen worden opgeheven en dat wordt bezuinigd op personenvervoer per trein.